200 windmolens voor Amsterdam

Zuiderlicht bestaat vijf jaar en trakteerde zichzelf op een discussie over 200 windmolens voor Amsterdam. Kunnen energiecoöperaties en grote energiebedrijven samenwerken om die molens zo snel mogelijk te realiseren?

Wat heeft Zuiderlicht in vijf jaar nu helemaal bereikt? Elf zonnedaken en een tiende, gedeelde windmolen. Als je dat afzet tegen wat er nog moet gebeuren, is het niet veel.

Het was als het snufje zout in het pizzadeeg. De pizza werd er niet groter van, maar wel lekkerder. En we leerden ervan: dat het goed eten is aan lange tafels, en hoe het deeg rijst. Nu gaan we er nog veel meer bakken. We zijn klaar voor een volgende, grote stap.

Om te brainstormen over die volgende stap, nodigde Zuiderlicht transitiewetenschapper Derk Loorbach uit, wethouder van Marieke van Doorninck, vertegenwoordigers van energiecoöperaties in Noord Holland en wind- en zon-experts uit de corporate wereld: Statkraft, Europa’s grootste producent van groene stroom, en Shell.

Shell?

Loorbach: ‘het gecentraliseerde fossiele energiesysteem staat onder druk. Het kan twee dingen doen: de transitie frustreren of het voortouw nemen.’ Als Shell mee doet, gaat het écht hard. Bij bedrijven als Shell en Statkraft zit veel kennis.

Het is nu en samen

Er is een momentum, zegt Loorbach: een periode waarin er veel verschuift, een periode die kansen biedt om dingen ten goede te veranderen. We hebben de technieken om lokaal schone energie op te wekken en steeds meer mensen zien de urgentie. Maar, zegt Loorbach, ‘de échte versnelling komt pas als vernieuwers en bestaande partijen elkaar gaan vinden.’

Kúnnen die partijen wel samenwerken?

Dat is op z’n minst wennen. ‘Hoezo?’, denkt Statkraft, als een coöperatie zonder betaling aanklopt voor 50% eigendom van een door Statkraft ontwikkeld project. ‘Wíj hebben toch al het werk gedaan?’ Als je ontwikkelt, wil je het park ook exploiteren. ‘Maar, dan hebben omwonenden – met de molens in hun achtertuin – geen enkele zeggenschap over de bestemming van de winst’, brengen de coöperaties daar tegen in.

Ook voor de vernieuwers is het wennen. Je zit ineens met die grote bedrijven aan tafel te praten over 200 molens. Het moest toch klein? Je kende toch al je leden?

Er zitten twee werelden aan tafel. Statkraft en Shell willen grootschalig, professioneel en financieel rendabel. De coöperatieven hechten belang aan sociaal en lokaal. Ze willen zeggenschap over hun eigen, lokaal opgewekte energie en de winst inzetten voor een verdere verduurzaming van de samenleving.

Wat hebben we van elkaar nodig?

Wat hebben de grote bedrijven nodig van de lokale vernieuwers? En wat hebben de vernieuwers nodig van de bedrijven? Op die vraag moeten we antwoord vinden, zegt Loorbach. Om alvast maar iets te noemen: de grote bedrijven hebben veel technische kennis én het kapitaal om risico-investeringen te kunnen doen. Dat hebben de coöperaties niet, maar die hebben leden en een lokaal netwerk. Zij zijn in staat om omwonenden mee te krijgen in hun overtuiging en enthousiasme, onder andere door hen de kans te geven om mee te doen en mee te profiteren van de energie of de winst, of beide.

Waarom 200 windmolens?

Voor elektra, warmte en vervoer verbruikt Amsterdam tussen de 15 en 30 miljard kWh per jaar aan elektriciteit. Hoeveel precies, is niet duidelijk. Het is maar aan wie je het vraagt, en waar je de grens trekt. Voor de discussie is het ook niet zo relevant. Het antwoord is: veel. En, zegt Van Doorninck, dat wordt mogelijk alleen maar meer, als we ook nog elektrisch gaan rijden en verwarmen. Elk schooldak met zonnepanelen draagt bij aan de productie van schone stroom maar met alleen zonnepanelen komen we er niet. Met wind gaat het harder. Met 200 windmolens wek je zo’n 6 miljard kWh per jaar op. Met 200 windmolens wek je zo’n 6 miljard kWh per jaar op. Op zee kan dat, met 12 MW windmolens, oplopen tot wel 13 miljard per jaar.

Waar laten we al die windmolens?

Op land
Bij wind op land, is de rol van de coöperaties groot. Die molens kunnen heel dichtbij komen, en hoewel steeds meer mensen begrijpen dat ze nodig zijn, denken we allemaal: ‘niet in míjn achtertuin’. Dat verandert als de molen je ook veel oplevert. Betrokkenheid en eigendom van de molen zijn een belangrijke voorwaarde voor succes, zeker in een dichtbebouwde omgeving.

Wat tot nu toe veel projecten op land in de weg staat is echter de houding van de Provinciale Staten van Noord-Holland. In maart 2019 zijn er verkiezingen en ook het Klimaatakkoord brengt verplichtingen met zich mee, verwacht Van Doorninck. Wind op land komt hoe dan ook in beweging, denken alle aanwezigen.

Op zee
Daar hebben we nog alle ruimte, zegt een aantal. Maar is dat zo? Ook de Noordzee is verkaveld en vol, zegt Loorbach. Een andere reden om je energie níet in wind op zee te steken is dat windparken op zee al goed op de agenda staan. Oftewel, die molens die komen er wel, met of zonder de coöperaties.

Aan de andere kant, molens op zee zijn zeer rendabel. De winst kunnen coöperaties goed gebruiken. Die kunnen ze namelijk herinvesteren in andere projecten.

Hoe verder

Loorbach: ‘Het gaat over samenwerken, een voornemen hebben voor al is het maar één locatie. Hoe ziet die samenwerking er dan uit? Hoe zijn de taken verdeeld? Welke rol van de overheid wensen we? Dat kunnen we nu al in gang zetten.’

Aan de slag, samen

De overheid, zegt Loorbach, moet zich beraden op een veranderende rol: waarin ze ruimte creëert voor nieuwe samenwerking, en sociale duurzaamheid een criterium maakt in gunningprocedures.

Shell ziet mogelijkheden om nieuwe windparken coöperatief te ontwikkelen en toont ook interesse om kleinschalige projecten op land te helpen realiseren. Een aantal aanwezigen zegt bovendien toe om plannen maken, met de kaart van de regio Amsterdam op tafel. Anderen willen liever voorstellen doen voor nieuwe businessmodellen.

Van Doorninck maakt het niet uit of je werkt vanuit een concrete locatie, of vanuit een businessplan met taakverdeling. Hoe meer plannen voor samenwerking tussen lokalen en grote bedrijven we op tafel leggen, en hoe meer kansrijke locaties we kunnen aanwijzen, hoe groter ons inzicht in wat er allemaal kan. De gemeente wil graag faciliteren: ‘als we het gebruik en de levering van energie democratischer maken, leven we in een leukere stad’, sluit de wethouder af.